Glasraam gewijd aan St.-Omaar in Sait-Omer. |
Sint Audomarus met koning Dagobert I (Vie de Saint Omer ;
11e eeuw,
Kathedraalskapittel; Ms 698. Gemeentelijke bibliotheek van Saint-Omer. |
De patroonheilige van onze kerk is Sint-Audomarus, ook
genoemd Omaar of Otmar (ca. 600 - ca. 670).
Audomarus was een geestelijke die leefde in de
7de eeuw. Zijn afkomst wordt gesitueerd in
Normandië, in het dorp
Orval nabij
Coutances. Hij werd later als
rooms-katholiek
heilige vereerd.
Hij was de enige zoon van een zekere Friulphus en trad na diens dood in het
klooster van Luxeuil, dat door de stichting
door
Columbanus tot de
Ierse invloedssfeer behoorde. Op last van
koning
Dagobert I (629-639) werd hij in het kader
van de
kerstening van Noord-Gallië
tot
bisschop van Terwaan, diocesis Morinensis,
aangesteld. In zijn missioneringsactiviteiten richtte hij zich in de eerste
plaats op de lokale elite. Op deze wijze kon hij onder andere bekomen dat
een zekere Adroaldus de villa
Sithiu aan
Bertinus en zijn metgezellen schonk om er
een
abdij op te richten (Sint-Bertinusabdij
te
Sint-Omaars). Al bij al is over de andere
activiteiten van deze eerste bisschop van
Terwaan weinig bekend. In de schenking van
de O.-L.-Vrouwekerk (de latere
Kathedraal van Sint-Omaars) bepaalde hij in
die
kerk begraven te willen worden. Na
Audomarus’ dood op 1 november in 668 of 669 vervulde Bertinus dan ook zijn
wil.
Rondom zijn
relieken werd tussen het kapittel van de
O.L.Vrouwekerk en de nabije Sint-Bertijnsabdij lange tijd strijd geleverd.
Zijn relieken werden in 1052, 1269, 1324 en 1469 gevisiteerd. Tijdens de
Franse Revolutie werd zijn schrijn naar
Parijs gebracht, de relieken werden
vernietigd en het schrijn omgesmolten.
In de O.L.V. Kathedraal van Saint-Omer rest ons het lege praalgraf van
Sint-Omaar.
|